Dit jaar zijn er al verschillende vragen binnengekomen over de rol van het kindgebonden budget binnen de kwijtscheldingsregeling. In hoeverre moet hier nou in de berekening van de betalingscapaciteit rekening mee worden gehouden en hoe zit het dan met het vermogen?
De oorzaak van deze vragen is gelegen in het gegeven dat de wetgever de regelgeving niet direct correct heeft vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 (verder: UR1990) gewijzigd om bij de berekening van de betalingscapaciteit rekening te houden met de ”eigen bijdrage aan kindgebonden budget”. De reden van de aanpassing is dat de wetgever het belangrijk vindt dat een bepaald bedrag aan de kinderen kan worden besteed. Als iemand een te laag inkomen heeft om hier zelf voor te kunnen zorgdragen, dan ontvangt men kindgebonden budget. Met een inkomen op bijstandsniveau ontvangt men het gehele bedrag, hoe hoger het inkomen, hoe lager het toegekende kindgebonden budget (verwacht mag worden dat van het eigen inkomen een bedrag aan de kinderen kan worden besteed). Om deze reden wordt bij de berekening van de betalingscapaciteit rekening gehouden met “uitgaven” aan de kinderen: het gedeelte wat van het eigen inkomen geacht wordt aan kinderen te besteden (het verschil tussen het maximaal te ontvangen kindgebonden budget en het werkelijk ontvangen kindgebonden budget).
De wetgever zegt dus eigenlijk dat een x-bedrag (per maand) niet bedoeld is om belasting van te betalen, maar om aan kinderen te besteden. Ze waren echter vergeten om bij het vermogen in de vorm van financiële middelen (banksaldo) dit bedrag ook vrij te stellen! Met als gevolg dat in 2015 belastingschuldigen met kinderen die een verzoek om kwijtschelding hadden ingediend, werden afgewezen als zij een te hoog saldo op hun rekening hadden staan door een storting van kindgebonden budget (of reservering van het eigen inkomen om aan de kinderen te besteden). Hier kwam men “te laat” achter, met als gevolg dat de UR1990 pas per 1 januari 2016 op het onderdeel “vermogen” (artikel 12, lid 2, onderdeel d) is aangepast. De aanpassing houdt in dat het bedrag aan financiële middelen wat is vrijgesteld, verhoogd moet worden met het maximale bedrag aan kindgebonden budget. Dit geld is immers niet bedoeld om belasting van te betalen.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over hetzij de achtergrond van deze wijzigingen van de UR1990, hetzij de toepassing bij de behandeling van een verzoek om kwijtschelding, neem dan contact op met De Ridder Belastingadvies & Consultancy via telefoonnummer 06 - 81 29 23 77 of per mail op info@deridderba.nl.
Vragen kunt u ook altijd stellen met het contactformulier op de website www.deridderba.nl